Beenkerver De rode weduwe 1. De rode weduwe Sophia was de mooiste vrouw van Gelderland Toen zij de bruid werd van een nobelman van stand In rood gekleed, haar schoonheid ongekend Aanbeden en geliefd, door heel het volk bemind Haar warme lach, haar aanraking zo zacht Liefde voor het dorp, voor medemens en dier Doch minnenijd bezocht haar man al snel "scharlaken lichtekooi, ik stuur je naar de hel!" En op een wrede nacht, verloor haar man zijn eer Werd Sophia bruut mishandeld en verkracht Ze werd vernederd, haar eer ontnomen Door haar eigen man gevangen, gedoofde dromen Haar rampspoed bracht volgers van de duivel naar haar gouden kooi Met visioenen vulden zij haar hoofd met gevoelens van haat En langzaam telde zij de dagen af met intenties van wraak Haar nobelman, eens geliefd maar nu vervloekt Verspreidde leugens over ziekte en haar dood Het dorp in rouw om hun mooiste schat Tot de dag kwam dat Sophia terug zou slaan Onder de invloed van haar hart met haat gevuld Stak Sophia haar geliefde in zijn hals Zeven steken en bloedrood kleurt haar jurk Ze lachte hardop en spuugde op zijn lijk En zo liep de rode wraakengel parmantig maar verward over de straat Het dorp geschokt, was de dode vrouw ontwaakt? De schout en zijn rakkers snelden naar hun huis toe, en riepen om haar hoofd "Deze heks in rood heeft haar eigen man gedood!" 2. Breng mij haar hoofd Verbannen van het licht De duisternis in zicht Zij zien mij niet als mens Omarm ik mijn laatste wens Ik ben nu vrij, van zijn kwade heerschappij Ik nam zijn leven af en vluchtte voor de pijn Ik werd verraden door de schout en zijn gevolg Ik dool nu eenzaam rond, vluchtend voor de dood Een heks is wat ik ben Een duivels wezen in de ogen van het volk Vrijwillig offer voor de slacht Een weduwe uit vrije wil "Wat zij gedaan heeft is duivels en barbaars Haar eigen man vermoord, het kwade zit in haar Een vrouw hoort trouw te zijn aan man en volk en God Alleen een feeks als zij is tot dit wreeds in staat Ik roep u op tot wraak en vind die heks in rood Ik roep u op, goed volk, en breng mij haar hoofd" Verdwijn, mijn eenzaamheid Maak jacht op eeuwigheid Voor men mijn vrijheid neemt Word ik wat zij mij noemen Een rode weduwe Een duister wezen Een heks vol haat en nijd Ik onderga mijn lot maar ben bevrijd Breng mij haar hoofd, Sophia de kwade Breng mij haar hoofd, demon van Gelderland Breng mij haar hoofd, doder van het goede Breng mij haar hoofd, de rode weduwe 3. Vel over been In de kerker van de burcht werd ik gegooid Vol met afschuw in het donker vastgezet Het daglicht zal ik nooit meer zien in mijn bestaan Maar het duister brengt mij meer dus ik laat geen traan En elke dag haalden ze mij weer uit mijn cel Met zweep en stok maakten ze mijn leven een hel Geen brood geen water, een foltering van lijf Mijn lijf vertrokken, mijn ziel hield zich stijf En al spoedig was ik vel over been! Uitgemergeld als ik nimmer was voorheen De duivel is met mij dus ik laat geen traan Laat mijn lichaam maar vergaan, mijn ziel blijft bestaan Dag na dag, zwakte ik steeds verder af Vergat mijn naam en omarmde mijn straf Ik had geen spijt, mijn hart gevuld met haat Wilde ik alleen maar dood, op mijn hellevaart Drie dagen later was ik vel over been! Een grauwe vrouw bleef achter, in een cel van steen Mijn rode jurk vol scheuren, 't was een grimmig lot Niet lang daarna bracht men mij naar het schavot 4. Vergane rozen Het koude staal wordt haar fataal Ze is vermagerd maar ze ziet ons allemaal Haar kwade oog voor wie haar bedroog Het doek des levens zal spoedig voor haar vallen Spreek je laatste woorden, heks Laat God je in het reine brengen Voordat ik de bijl laat vallen En je hoofd zal rollen "Niemand weet, wat hij heeft gedaan Doch oordeelt men over mijn bestaan Ik fluister, ik spreek, en ik schreeuw, ik sta in mijn kracht En vanuit de hel vervloek ik, u met al mijn macht" "En ik zal hier nu sterven voor, de martelingen die ik doorstond Rechtvaardigheid is ver van hier, dus neem mij mee, van aards bestaan Ik… val… Ik zal vergaan" De bijl van de beul viel en Sophia stierf Door merg en been ging een rilling bij ieder die haar niet meer zag De hemel werd grijs, de aarde kwam los En iedereen wist dat de hel in de weduwe haar nieuwe heerser had 5. Haar wraak is prachtig De aarde trilde, de lucht kleurde bloedrood De huizen stortte in, het hele dorp in nood De kerk in vlammen, hun God werd een Godin Zo mooi was zij in haar woeste razernij Al gauw wist iedereen, Sophia's wraak was hier Vol met spijt en rouw om de dood van deze vrouw De schout keek toe hoe het dorp werd verwoest Door krachten die hij niet omvatte, een ontzagwekkend eind Haar wraak is prachtig, haar toorn brak huis en haard De hemel scheurde open en sprak vol met haat Haar wraak is prachtig, een moordenaar bezweek Maar de schout verschuilde zich in lafheid en verliet de streek Sophia's razernij was nog niet uitgeblust Vanuit de hel gekomen, te ver om weg te dromen Haar doel was wraak uit waanzin, pact met het kwaad Haar eigen huis in vlammen, de dorpelingen verbannen En zo bleef alleen de schout nog buiten schot Hij was gevlucht als dader, lafaard, verrot 6. Oktober Bij het vallen van het eerste blad Wist de lafaard wat zijn zonde was Hij had spijt van zijn wrede daad Een vrouw vermoord, haar woorden niet gehoord Hij kon niet leven met zijn schuldgevoel Dag en nacht zag hij haar, levensecht Eens een schout, nu een vagebond Berooid en doelloos, krankzinnig en gevoelloos En de dagen verstreken En de weken verstreken En na maanden van zwerven Wilde hij alleen maar sterven In zijn hoofd was het herfst De bladeren vielen van de boom des levens Hij werd gek, pakte zijn mes, stak zijn ogen uit, als boetedoening In zijn hoofd was het herfst De bladeren vielen van de boom des levens Met het bloed aan zijn mes Liep hij blind over de aarde 7. De biecht van een blinde En ik bleef alleen, van de wereld vervreemd Tot mijn laatste dag, blind en grijs en zwak Om in het reine te komen heb ik mijn ogen afgenomen Ik biecht op wat ik heb gedaan, ik erken ik ben beschaamd De ketenen die mij bonden verbrak ik met de kracht van mijn zonden Dit sacrament is mijn soelaas, wat ik haar aandeed barbaars Zelfs zonder zicht, zie ik haar staan, Sophia Een gekrenkte roos, zo prachtig en zo broos Ik wist haar lijden niet, ik erkende haar verdriet niet Haar man vermoord, gedoofd, gesmoord De rode weduwe Ons hele dorp verwoest in vlammen door mijn angst Zovelen dood, vluchtte ik uit deze hel En nog steeds zie ik haar staan, Sophia Een vrouw haar toorn en mijn straf, mijn God wat ben ik laf En nog steeds zie ik haar staan, de wraakgodin Ze is nu in de hel, als heerser van haar rijk En spoedig zal ik bij haar zijn 8. Twee wolven